kenmerken.html
De Siberische kat is een gespierde, middelgrote kat. Het lichaam is langer dan dat het hoog is met krachtige, middellange poten. De nek is gespierd en kort. De kat heeft een brede staart die uitloopt in een ronde punt. Qua lengte moet de staart minstens tot aan de schoudebladen kunnen reiken. De achterpoten mogen niet langer zijn dan de voorpoten. Zijn de achterpoten wel duidelijk langer, dan zal de kwalificatie tijdens tentoonstellingen danig lager uitvallen. Ook fijngebouwde katten of katten zonder haarflosjes tussen de tenen of met een dunne, lange nek krijgen een lagere kwalificatie.
De vacht is middellang. De ondervacht is erg dicht met een bovenlaag van waterafstotend dekhaar. Bij de schouderbladen is de vacht wat korter dan op de rest van het lichaam. De vacht mag elke kleur hebben die voorkomt onder katten. Het kan echter wel zo zijn dat niet iedere kattenvereniging alle kleuren van de vacht erkent. De meest voorkomende kleuren binnen het ras zijn rood, zwart, creme en blauw. Al dan niet in combinatie met een witte ondervacht. Het Van-patroon en effen witte katten komen maar weinig voor.
De ogen van de Siberische kat zijn groen of amberkleurig. Uitzondering hierop zijn de witte katten en katten met het van-patroon. Deze mogen blauwe ogen hebben of odd-eyed zijn.